Op het huidige Takenhofplein stond tot 1972 boerderij De Bloemberg met het adres Sint Agnetenweg 143, vóór 1926 was het adres Dorpsstraat 389. Deze boerderij was een van de alleroudste gebouwen van Neerbosch, was in 1639 al bekend, maar was waarschijnlijk veel ouder. In 1972 werd het gebouw afgebroken.
Verder lezen ? Klik hieronder
De gebouwen
Waarschijnlijk werd De Bloemberg gebouwd als buitenhuis voor de elite van Nijmegen. In de steden van toen, met open riolering stonk het vooral zomers erg en wie het zich veroorloven kon, bouwde een riant huis buiten de stad, om daar in de zomermaanden te verblijven. Pas toen het een boerderij werd, is het achterhuis er aan vast gebouwd, waardoor de typische Gelderse T-vorm ontstond. Op het erf bevonden zich verder een grote graanschuur, een karschuur voor het stallen van landbouwwerktuigen en de rijtuigen, waaronder een huifkar en een dresseerwagen. Direct naast de boerderij bevonden zich een varkensstal, een bakhuis en twee kippenhokken. In de 1960-er jaren werden de zeer verouderde en bouwvallige schuren afgebroken en vervangen door moderne vee- en varkensstallen. In die tijd werd ook het boerderij-gedeelte grondig verbouwd en gemoderniseerd.
Wie hebben er gewoond?
De rijken van Nijmegen, bv. schout en schepenen hebben er gewoond, van wanneer tot wanneer is niet duidelijk. In de Franse tijd heeft er een hoge militair van Napoleon gewoond. Toen de Fransen vertrokken waren, ongeveer 1830, kwam de eerste Broekman op De Bloemberg,
Roelof (1754-1847), daarna volgden Cornelis (1803-1889), Theodorus (1843-1884) Cornelis (1872-1920) en Albertus (1909-1989).
Middelen van bestaan
De Bloemberg was van oorsprong een vrij groot gemengd boerenbedrijf, met akkerbouw en veeteelt. De akkerbouw bestond voornamelijk uit granen, aardappelen, voeder- en suikerbieten. De veeteelt had drie takken: runderen, varkens en kippen. Ze hadden kleinschaligheid gemeen, maar hun verscheidenheid maakte het niet gemakkelijk, omdat ze allemaal tegelijkertijd aandacht vroegen. Verder was er een boomgaard met hoogstam- en laagstambomen, met appels, peren en pruimen.
Zo bleef het tot kort na de tweede wereldoorlog, daarna kwam het tot een versnelling. Schaalvergroting en productieverhoging (voor de hele agrarische sector) deden hun intrede. Dat werd aangezwengeld door Mansholt, minister van landbouw in Nederland en later Eurocommissaris voor landbouw. De schaalvergroting en productieverhoging was ingegeven door de wens van de naoorlogse regeringen om de kosten voor de eerste levensbehoeften voor iedereen zo laag mogelijk te houden. Voor de boeren was de consequentie om hun producten op grote schaal en zo goedkoop mogelijk te produceren. De verscheidenheid van het gemengde bedrijf legde daarbij het loodje en je werd toen akkerbouwer of veeteler. Daarmee werd een (voor de boeren noodzakelijke) eenzijdigheid qua bedrijfsvoering ingezet, die in onze tijd nog steeds doorgaat. De agrarisch sector werd als gevolg daarvan wel zeer inventief en innovatief, waarbij de Landbouw Hogeschool (nu Wageningen Universiteit) voorop liep en een voortrekkersrol vervulde.
Dat aan deze situatie zowel voor- als nadelen kleefden is in onze tijd heel duidelijk geworden. Weinig mensen realiseren zich echter dat de boeren zich in allerlei, van overheidswege ingestelde bochten hebben moeten wringen om ons voedselbudget laag te houden. Om die redenen subsidieerde Europa de landbouw en vrijwel iedereen liep daar toen en loopt daar nu nog tegen te hoop. We vergeten gemakkelijk hoe het een en ander na de oorlog is begonnen. De milieuproblematiek, die gaandeweg de kop op stak, is een groot probleem waarvan we met ons relatief goedkope voedsel de nadelen ondervinden.
Aan Boerderij De Bloemberg zijn al deze ontwikkelingen niet voorbij gegaan. Het hele scala aan veranderingen heeft zich ook daar voltrokken. Dat ging met veel vallen en opstaan en grote investeringen gepaard. Die moesten wel worden terugverdiend om een redelijk inkomen te verwerven. Waar net na de oorlog vier koeien graasden voor de melkproductie werden er dat in de jaren zestig meer dan twintig. Voor de varkenshouderij gold dezelfde ontwikkeling. De behuizing voor de dieren moest dan ook vaak drastisch worden uitgebreid. Ondertussen hadden de kippen en de akkerbouw het loodje gelegd, om de boer van De Bloemberg mee op te stuwen in de vaart der volkeren.
Verkoop van gebouwen en landerijen.
Dit alles houdt op in 1970, als de boerderijen in Neerbosch door de gemeente Nijmegen worden opgekocht voor stadsuitbreiding. Voor De Bloemberg begonnen de onderhandelingen met de gemeente al in 1969. Boer Broekman had een deskundige ingehuurd om gefundeerd een zo hoog mogelijke prijs te bedingen. Aan de onderhandelingen, die ongeveer een jaar duurden, namen twee vertegenwoordigers van de gemeente deel, voorts Albert Broekman en zijn oudste zoon en de deskundige. Broekman beschikte over een zeer degelijke bedrijfseconomische boekhouding, waarmee hij kon aantonen, hoe groot de bedrijfswinsten waren, waarop de vergoedingen voor de onteigeningen werden gebaseerd. Uiteindelijk werd men het eens over een totaal bedrag van bijna 300.000 gulden voor landerijen en gebouwen. De moderne schuren en stallen brachten in verhouding veel meer op dan de oude boerderij met woonhuis.
Eerder al, in 1968 waren 2 ha grond die in plan Dukenburg lagen voor 40.000 gulden verkocht aan de gemeente Nijmegen en midden jaren ’80 nog eens 4,5 ha weiland in Overasselt.
Weinig mensen zullen zich nu realiseren, dat ze, van Nijmegen naar Wijchen rijdend over het Takenhofplein, de vroegere boerderij De Bloemberg kruisen. Verleden en heden ontmoeten elkaar daar, vaak zonder dat men de achtergrond en betekenis ervan kent. Zo gaat dat als de tijd voortschrijdt en de verschillende generaties elkaar opvolgen.
Tekst: Kees en Paul Broekman